De Mariakerk en de toren van 't Zandt.

 

De éénbeukige Maria-kerk stamt uit twee bouwperioden. De oudste gedeelten zijn het schip en de vrijstaande toren. Het schip werd gebouwd in het derde kwart van de 13e eeuw en behoord tot de groep kerken waarbij de romano-gotiek tot volle ontplooiing is gekomen. De muurindeling, profilering en siermetselwerk zijn tot rijke vormen uitgegroeid. Het bouwwerk vormt een schitterend voorbeeld van de Groninger romano-gotiek. De ongeveer 33 meter hoge toren stamt net als het schip uit de 13e eeuw. Het 15e eeuwse gotische koor, waarvan de nok ver boven het schip uitsteekt, zorgt met zijn grote spitsboog ramen voor een groot contrast. De kerk is binnenwerks ongeveer 38 meter lang en zowel het schip als het koor 8 meter breed.

 

Het schip

 

Voordat het 15e-eeuwse koor werd gebouwd, vormden de eerste drie traveeën vanuit het westen het schip en de huidige vierde travee het koor. Het koor was voorzien van een absis. De traveeën worden van elkaar gescheiden door smalle lisenen. Zowel aan de noord- als aan de zuidzijde is de muur ingedeeld in twee zones. In de benedenzone bevinden zich gekoppelde spaarvelden, steeds afgedekt door twee flauwe spitsbogen. Aan de zuidzijde in de eerste en derde travee en aan de noordzijde in de eerste travee bevindt zich een poort met een kraalprofiel als omlijsting. De lage vensters in het oostelijke gedeelte herinneren aan de plaats van de voormalige zijaltaren. In de bovenzone in elk van de vier traveeën bevinden zich in het midden één of twee smalle rondbogige vensters geflankeerd door twee bredere spaarvelden. Deze spaarvelden zijn gevuld met bijzonder rijk siermetselwerk. Bij vrijwel geen enkele Groninger kerk treft men een zo groot aantal variaties aan als hier in ’t Zandt; zoals visgraatverband, keperverband en mozaïekverband waarbij ook nog eens stenen met verschillende kleuren zijn verwerkt. De meeste vensters en ingangen hebben een kraalprofiel en de spaarvelden zijn recht geprofileerd. Langs de dakrand loopt een bij de restauratie gereconstrueerde dubbele tandlijst. Beneden in de westwand zitten drie spaarvelden, afgedekt door spitsbogen met daarboven twee vensters geflankeerd door bredere spaarvelden. De versiering van de topgevels is niet meer aanwezig.

 

Het koor van de kerk van 't Zandt.

Het koor

 

Aan het eind van de 15e eeuw werd de halfronde absis afgebroken en vervangend door een hoog gotisch koor, bestaande uit een rechthoekige travee en een driezijdige sluiting. De nok van het dak steekt met zijn totale hoogte van 17,70 meter 2 meter boven het dak van het schip uit.

 

De wanden zijn vergeleken met het schip sober uitgevoerd. Onder de vensters zijn rond de hele omtrek van het koor twee waterlijsten aangebracht. Op de hoeken bevinden zich eenmaal versneden steunberen met daar tussen de wijde en hoge gotische vensters.

 

 

Op de plaats van de dichtgemetselde poort zou een aanbouw gestaan kunnen hebben, b.v. de sacristie. De doorgang maakt volgens Ozinga de indruk dat het om een binnenpoort gaat. Het noordoostelijke venster is gedicht.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Doorkijk in het interieur van de kerk.

 

Het interieur

 

Zoals ik u al vertelde vormden de eerste drie traveeën het schip en de  vierde travee het koor de oude kerk. De vier traveeën zijn overdekt met meloenvormige koepelgewelven met acht ronde ribben die samenkomen in verschillend gevormde rozetten en doormiddel van boogjes overgaan op een ring. De kerk werd in 1585 ingrijpend hersteld. Onder de gewelven werden trekbalken aangebracht en de gordelboog tussen het tweede en derde vak werd ondersteund door een nieuwe boog die er onder gemetseld is. In de kruin van deze nieuwe boog was een geschilderd opschrift: TONIS STEINMESSELER ANNO 1585.  De boog en trekbalken werden bij de restauratie verwijderd. Net als de buitenzijde is de muur in twee zones verdeeld. Beneden in de westelijke travee bevinden zich twee poorten tegenover elkaar. De noorderingang ligt binnen een rondboog en een keperboog. De poort aan de zuidkant, waarvan de boog veel vlakker is, is tegenwoordig voorzien van een houten tochtportaal. In de consistoriekamer en in de berging bevinden zich aan weerzijden twee met dubbele rondbogen gedekte spaarvelden. In de bovenzone aan weerzijden zit een smal rond venster en een spaarveld.

 

De benedenzone van de westwand, zichtbaar in de trapopgang naar het orgel en in de consistoriekamer, is voorzien van twee brede spaarvelden gedekt door dubbele bogen. Hierboven bevinden zich twee vensters waarvan de omlijsting verder naar beneden loopt. Ze worden geflankeerd door twee aan de bovenzijde afgeschuinde spaarvelden.

In de tweede travee bevinden zich beneden drie met rondbogen gedekte spaarvelden gescheiden door smalle dammen, boven twee vensters geflankeerd door afgeschuinde spaarvelden.

 

In de derde travee, in het oostelijk deel van het oude schip, bevinden zich tegenover elkaar de beide lage vensters, die licht verschaffen op de zijaltaren. Het noordelijke werd dichtgemetseld. Aan dezelfde kant twee met dubbele rondbogen gedekte spaarvelden en een smal spaarveld om ruimte te geven aan het lage venster. Aan de zuidzijde bevinden zich een met rondbogen gedekt spaarveld, een smal spaarveld en een toegangspoort versiert met een kraalprofiel. Onder aan deze profielen zitten kleine geboetseerde kopjes. Hierboven is één van de spaarvelden niet meer aanwezig. Het venster is bij de restauratie weer terug gebracht naar zijn oorspronkelijke proporties. Aan de noordzijde werd in de tweede helft van de 14e eeuw de smalle 13e eeuwse venster gedicht om ruimte te maken voor de voorstelling van het Laatste Oordeel. Wel bleven de beide spaarvelden gehandhaafd.

De gordelboog tussen de derde en vierde travee heeft een rijke profilering met rondstaven. Dit was de triomfboog die de scheiding vormde tussen het schip en het oude 13e eeuwse koor. In dit oude koor zitten beneden aan de noordzijde drie met rondbogen gedekte spaarvelden gescheiden door geprofileerde zuiltjes.

 

Aan weerszijden van de preekstoel bevinden zich twee diepe rondboognissen. In het begin van de 15e eeuw werd een zeer diepe naar beneden doorlopend smal venster aangebracht. De onderzijde is bij de restauratie in het zicht gebleven. Zowel aan de zuid- als aan de noordkant bevinden zich in de bovenzone een venster en twee spaarvelden.

 

Het koor

 

Een klein deel van de vroegere oostwand is nog aanwezig en vormt nu de triomfboog naar het koor. Vanuit het gotisch koor naar het westen ziend, kunnen we nog de resten van de spaarvelden van de romano-gotische koorsluiting zien. Op de scheiding van schip en koor stond zeker tot 1791 een oksaal waarop het orgel stond. Waarschijnlijk is op dezelfde plaats in de 19e eeuw een houten schot geplaatst, er wordt namelijk vermeld dat er in 1927 een houten schot met aan de bovenzijde glas in “bekoorlijke vorm” is vernieuwd. Het koor was hierdoor van het schip gescheiden en diende als avondmaalsruimte en speciale samenkomsten. Bij de restauratie werd deze koorafscheiding verwijderd. Het koor bestaat uit een rechthoekige travee overdekt door een kruisribgewelf en een ruime driezijdige sluiting overdekt met een straalgewelf. De ribben rusten op eenvoudige kapiteeltjes die de overgang naar de colonetten (kleine dunne zuiltjes) vormen. Bij het koor liggen de vensters binnen nissen die vrijwel van de grond opgaan. Aan de noordzijde zit in plaats van een venster een nis met daaronder een dichtgemetselde poort. Daarnaast, onder het dichtgezette venster, bevindt zich de sacramentsnis, boven afgesloten met een kielboog of ezelsrug met daarbinnen een geschilderde driepas. Verder zien we een nis onder het middelste venster van de sluiting.

 

De schilderingen

 

Een onderzoek wees uit dat in de eerste periode, de 13e eeuw, de wanden rood waren gesausd en de voegen wit waren geschilderd net als nu in Zeerijp. Deze schildering werd rechtstreeks op de baksteen aangebracht. Op het tweede gewelf is op twee tegenover elkaar liggende vakken de oorspronkelijke romano-gotische decoratie met een schaakbordpatroon bewaard gebleven. Het rijkst versierd zijn de kruinen van de gewelven met ornamenten in grijs en rood, wit en zwart. Ook de rijk versierde oorspronkelijke triomfboog werd in de 13e eeuw beschilderd met ornamenten.

 

Sluitring.

In de tweede periode, vermoedelijk in de 14e eeuw, is de schildering op het linker spaarveld in het oude koor aangebracht. Ze stelt een bisschop voor met een mijter en een staf. De zeer dun gepleisterde wandvlakken en de diepe nissen zijn van een rode rankenbeschildering voorzien. Op de noordmuur van de derde travee hebben we te maken met twee voorstellingen van het Laatste Oordeel die over elkaar heen zijn geschilderd. Van de oudste, uit de 14e eeuw, zijn nog te herkennen Christus met links daarvan Maria. Ook de figuur onder Maria en mogelijk ook het restant van de hemel stammen uit die tijd.

De derde periode valt samen met de bouw van het nieuwe gotische koor, aan het eind van de 15e eeuw. Toen werd een tweede Laatste Oordeel over de 14e eeuwse afbeelding heen geschilderd. Van deze zijn zichtbaar; de engelen met de Arma Christi (de lijdenswerktuigen zoals roede, geselkolom en hamer). Ook de figuren rechts van Christus, de duivels onderaan, de stoet der gelukzaligen en de twee deftige heren die op weg zijn naar de hel stammen uit de 15e eeuw. Het schip en het koor kregen in diezelfde tijd rode banden langs de ribben en de bogen en rond de vensters en de spaarvelden.

Tot slot de vierde periode die plaats vindt in de 16e eeuw. Op de pijlers onder de oorspronkelijke triomfboog is een blokversiering uit die tijd bewaard gebleven.

 

Verder bevinden zich in de kerk een aantal resten van schilderingen die niet genoemd zijn maar zeker de moeite van het bekijken waard zijn zoals het hoofd van een joker, een gezicht van een heilige of een figuur die in zijn rechterhand een beker vasthoud. Door de gehele kerk zijn verspreid over de wanden wijdingskruizen geschilderd.

 

Gewelfschilderingen.

Gewelfschilderingen in het koor

 

Belangwekkend zijn de 15e eeuwse schilderingen in het koor. In de middeleeuwen hadden de schilderingen naast een decoratieve bedoeling vooral een diepere, symbolische betekenis.

In de kruin van het koorgewelf zien we Christus als de Man van Smarten, het symbool van de leidende Christus en de eucharistie die op het altaar herdacht werd. Ook de twee handen met wierookvaten verwijzen naar het altaar. Op het oostelijke gewelfvlak is een sirene of zeemeermin afgebeeld als symbool van het slechte in de mens. De attributen die ze vasthoudt zijn een kam en een spiegel. Op de andere gewelfvlakken zijn een hert en een haan geschilderd. Het hert als symbool van de overwinnende Christus en de haan als symbool van de biecht. In de gevelfvlakken bij de gordel- en muraalbogen staan de symbolen van de vier evangelisten; de mens staat voor Mattheus, de leeuw voor Marcus, de os voor Lucas en de adelaar voor Johannes.

 

In het tweede gewelf, een straalgewelf met zes velden, bevindt zich bij de kruin een pelikaan als symbool van Christus die zijn bloed geeft voor de mensheid. De pelikaan pikt met de snavel in zijn eigen borst om met het bloed de jonge vogels te voeden. In hetzelfde veld bij de gordelboog is een uil geschilderd. Hiervan bestaan verschillende interpretaties. In de één wordt hij gezien als Christus die liever bij de heidenen in de duisternis vertoeft dan bij de Joden en in een andere interpretatie als symbool van de slechte mens die liever in de duisternis verblijft. In de vijf andere velden van het gewelf zien we engelen met muziekinstrumenten zoals hoorn, trompet en luit. Deze engelen symboliseren de hemelse lofprijzing.

 

De voorstellingen in het koor worden wel als volgt geïnterpreteerd: Het slechte in de mens wordt door de reinigende kracht van het bloed van Christus overwonnen. In de geschriften van de evangelisten, gesymboliseerd door mens, leeuw, os en adelaar worden de wegen naar God vermeld. Op deze wijze wordt de mens van het kwaad bevrijd en kan hij tot de hemel ingaan.

 

Een van de topstukken van de kerk is het orgel.

 

Het orgel

 

Een van de topstukken van de kerk is ongetwijfeld het orgel. Het front en het rugpositief zijn voorzien van Lodewijk XVI-motieven. Het snijwerk aan de zijkanten stamt uit een latere verbouwing. Op het rugwerk staat David met een harp en op het hoofdwerk een aantal muziekinstrumenten. Beiden worden geflankeerd door vazen. Het instrument is naar een opschrift op de orgelkast gebouwd in het jaar 1662. Het stond oorspronkelijk op een oksaal op de scheiding van schip en koor. Op basis van onderzoek van het instrument mag worden aangenomen, dat Hendrick Huis uit Groningen de bouwer is geweest. Hendrick was de broer van Berent Huis of Huss uit Glückstadt. De bekende Arp Schnitger heeft zijn opleiding gevolgd bij Berent Huss die een neef van hem was. Uit de rekeningboeken blijkt dat ook Hinsz het orgel in onderhoud heeft gehad. Het instrument werd in 1791 grondig verbouwd door Frans Caspar Schnitger en Herman Heinrich Freytag. Volgens een tekst boven het klavier werd het orgel toen verplaatst naar de nieuwe galerij aan de westkant van de kerk. Er zijn in dezelfde periode nieuwe windladen, een nieuwe tractuur en een aantal nieuwe registers aangebracht. Van het pijpwerk bleef het grootste gedeelte bewaard. Tijdens deze verbouwing werd de orgelkast voorzien van nieuw houtsnijwerk. Verder hebben Johan Redeker en Jan Doornbos reparaties aan het orgel verricht. Door de ingreep van Doornbos werd het klankbeeld in hoge mate veranderd. Bij de start van de kerkrestauratie in 1962 werk het instrument gedemonteerd en opgeslagen. De orgelkast werd hersteld en geschilderd. Het rugpositief werd weer bespeelbaar gemaakt. In 1987 kon door de kerkvoogdij opdracht worden gegeven aan Bakker en Timmenga uit Leeuwarden tot restauratie van het orgel met als uitgangspunt de situatie van 1791 te herstellen. Het werk is in 1990 gereed gekomen waardoor de Ommelanden weer een prachtig orgel aan zijn toch al grote collectie kunnen toevoegen.

 

De preekstoel met klankbord.

De preekstoel

 

In 1823 verleende de kerkenraad een renteloos voorschot van f 250,-- aan de kerkvoogdij voor het aanschaffen van een nieuwe preekstoel.

 

De kerkvoogdij heeft een gelukkige hand gehad in het kiezen van de meubelmaker, want het is een prachtig neoklassiek meubelstuk geworden. De onderbouw is blokvormig met daarboven iets inspringend een plint.

 

Hierop staat de ronde kuip met aan de voor- en zijkanten iets naar voren springende panelen, met daartussen toscaanse zuiltjes. Deze zuiltjes dragen de kroonlijst die versierd is met metopen en trigliefen. Rond de klankkaatser zit een fijne en een grove tandlijst en aan de onderzijde een zon omringt door een stralenkrans.

 

De architectonische details zijn in zeer verfijnd meubelmakerswerk uitgevoerd en getuigen van een grote kennis van zaken. Het doophek met zijn opengewerkte balusters is bij de restauratie gelukkig op zijn plaats gebleven.

 

 

 

 

 

Offerbus

 

Een geelkoperen offerbus is met een rugbeugel bevestigd aan de achterste bank. De bus heeft een cilindrische vorm, afgedekt met een plat deksel met geldsleuf en onderaan eindigend in een punt. Aan de voorzijde staat de inscriptie “D.K. Huis 1675”. D.K. staat waarschijnlijk voor de diaconie van de kerk.

 

Diversen

 

De banken en de avondmaalstafel naast de dooptuin stammen uit de 17e eeuw. Deze geven samen met de preekstoel de kerk een deftig uiterlijk. Bij de ingang staat een moeilijk te dateren messing doopschaal op een ijzeren stander. Vermoedelijk stamt hij uit de 17e of 18e eeuw. Tegenwoordig worden ze veelal als offerschaal gebruikt. Tussen de banken maar vooral op het koor liggen een groot aantal fraaie grafzerken. Een aantal van deze zerken is voorzien van wapens van de vroegere borgbewoners van ’t Zandt. Op de vloer van het schip liggen rode bremers.

 

De gedenkstenen aan de toren.

De toren

 

De toren stamt net als het schip uit het midden van de 13e eeuw en heeft een hoogte van ongeveer 33 meter. Het is een vrijwel vlakopgaand bouwwerk met een zadeldak tussen topgevels. Op het zadeldak staat een houten spits, bestaande uit een open geleding en een naald, die wordt afgesloten door een peervorm.

 

Op de spits staat een windvaan uit 1651 met het wapen van Reint Alberda. Aan de oost- en westzijde bevindt zicht een rondbogige ingang.

 

Boven de oostelijke ingang zijn twee met wapens versierde gedenkstenen ingemetseld. Hierop wordt melding gemaakt van de restauraties van de toren in 1714 en 1762. Aan alle zijden bevinden zicht hoge segmentvormige galmgaten.

 

Een spaarveld met een dubbele boog versiert de beide topgevels. In de toren hangen twee klokken.

 

De oudste, in de klokkenstoel, is afkomstig uit Leermens en werd in 1501 gegoten door Geert van Wou uit Kampen. De klok is versierd met een afbeelding van St. Nicolaas. In de consistoriekamer hangt een gipsafgietsel van deze afbeelding. In de houten spits hangt een kleinere klok uit 1693, gegoten door Gerhart Schimmel. Deze klok is versierd met wapens van de families Alberda en Ubbena. Boven de wijzerplaat is het wapen van Willem Alberda ingemetseld.

 

Zijaanzicht van de kerk.

 

Buitenmuur.

 

 

Noten, bronnen en referenties:

Tekst: Harm Hofman, Middelstum
Foto's: Alle foto's zijn afkomstig van Wikipedia

Deze pagina maakt deel uit van www.nazatendevries.nl.
Aan bovenstaande tekst is de uiterste zorgvuldigheid besteed. Desondanks kunnen er best fouten voorkomen.
Constateer je fouten en/of heb je vragen, correcties, aanvullingen...geef die dan aan mij door via mijn E-mail adres.
Laat ook eens een bericht achter in het Gastenboek.
Hoogeveen, 28 februari 2018.
Samenstelling: © Harm Hillinga
.
Menu Artikelen.
Terug naar de HomePage.
Top